De
Supermarine Spitfire was een
Brits jachtvliegtuig. Het toestel werd in
1938 in productie genomen door
Supermarine Division, Vickers Armstrong Ltd.. Het toestel werd gedurende de gehele
Tweede Wereldoorlog ingezet door de
geallieerden, voornamelijk door de
RAF. Er werden in totaal 20.340 stuks gebouwd.
[1] Daarnaast bestond ook nog de variant Seafire, waarvan er 2.594 werden gebouwd.
[1]
De Spitfire valt op door zijn stroomlijn en ellipsvormige vleugels. De versie Mk. XIV haalde een maximumsnelheid van 721 km/h op een hoogte van 8000 meter. Het vliegtuig is vooral bekend door de beslissende rol die het speelde tijdens de
Slag om Engeland.
De meeste deskundigen zijn van mening dat de vliegeigenschappen van de Spitfire en zijn Duitse tegenstander, de
Messerschmitt Bf 109 elkaar maar weinig ontliepen. De voordelen van de Spitfire waren de bijzondere vleugels, die een betere manoeuvreerbaarheid gaven. Ook had het toestel een groter motorvermogen en een beter zicht vanuit de cockpit. De bolvormige kap bood de mogelijkheid om zowel naar beneden, naar boven als in het rond te kijken. Een aanvankelijk nadeel van de Spitfires was dat de erin toegepaste
Rolls-Royce Merlin-motor ter verkrijging van een maximaal vermogen met
carburateurs was uitgerust, terwijl de Messerschmitt over een
injectiemotor beschikte. Door de carburateurs kon de Spitfire geen lange tijd ondersteboven vliegen of steile duiken uitvoeren, omdat bij negatieve zwaartekrachten de motor te weinig brandstof kreeg en daardoor kon uitvallen.
Slag om Engeland
Toen de Spitfires eenmaal besteld werden, duurde het tot 4 augustus 1938 voordat ze werkelijk geleverd werden. De eerste werden geleverd aan het 19e Squadron van de
RAF in
Duxford. Tot aan de
Tweede Wereldoorlog werden er nog eens 400 geleverd en er waren er 2.000 extra besteld.
[9]
In september 1939 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Echte oorlogshandelingen kwamen er voor het nieuwe type niet tot in 1940, toen de Slag om Engeland begon. De Spitfires worden samen met de
Hawker Hurricanes genoemd als de overwinnaars van de Slag om Engeland en de Spitfire als het beste vliegtuig van de oorlog. De Hurricane werd echter in grotere aantallen gebruikt tijdens de slagen van 1940.
De bewapening van de oudste Spitfires en Hurricanes was gelijk; ze hadden elk acht 7,696 mm machinegeweren, maar bij de Hurricane waren ze zo geplaatst dat ze geconcentreerder konden vuren. De Spitfire had dan weer het voordeel dat hij sneller was en beter wendbaar op grote hoogtes. De standaard
RAF-tactiek was dan ook om de Hurricanes de trage
Duitse bommenwerpers te laten aanvallen en de Spitfires de escortes, die meestal uit
Messerschmitt Bf 109's bestonden. Dit vliegtuig bleek een taaie tegenstander, hoewel het iets trager was dan de Spitfire. In totaal hebben de Hurricanes meer toestellen van de
Luftwaffe neergeschoten dan de Spitfires, maar dit kan verklaard worden door het grotere aantal Hurricanes in de lucht. 70% van de Duitse verliezen kwamen op het conto van de Hurricanes, maar hun verliezen waren ook aanzienlijk hoger dan die van de Spitfires.
Een groter nadeel van beide types was dat ze de .303
Browning machinegeweren gebruikten, die niet effectief door het
pantser van de Duitse toestellen konden boren. Naarmate de slag om
Engeland voortging kregen de vijandige vliegtuigen namelijk extra pantser in de kritieke delen van het toestel. De oplossing voor dit probleem was het monteren van minder wapens, maar wel van een groter kaliber in de latere versies van de Spitfire. Zo kwam de
Mark V in 1941 in dienst met twee 20 mm kanonnen en vier .303-machinegeweren, wat de standaard zou worden tijdens de oorlog.
De sterkste tegenstander was de Duitse
Messerschmitt Bf 109. Dit toestel was ongeveer gelijkwaardig aan de Spitfire, zowel qua grootte als bewapening.
[10] Er waren echter enkele kleine verschillen die de strijd in het voordeel van de Spitfire beslechtten.
De Spitfire was sneller en wendbaarder dan de Messerschmitt en de cockpit van de Spitfire was ruimer en de perspex kap boller. Dit zorgde voor een beter uitzicht en was een belangrijk voordeel op zijn Duitse tegenstander.
De Messerschmitt had echter een groot voordeel op de Spitfire (en de Hurricane), namelijk dat daarmee een erg steile duikvlucht gemaakt kon worden. De Merlinmotor had namelijk geen
brandstofinjectie. Bij een steile duikvlucht werd de brandstof door de negatieve
g-kracht in de
vlotterkamer van iedere
carburateur naar boven geduwd zodat de motor te weinig brandstof kreeg. Na enige tijd viel dan de vlotter zelf op de bodem van de vlotterkamer en werd juist een veel te rijk mengsel aangeleverd waardoor de motor meteen 'verzoop' en daardoor helemaal uitviel. Door deze tekortkoming kon de Spitfire geen negatieve g-manoeuvres uitvoeren. De piloten van de
RAF vonden hiervoor een oplossing: ze maakten eerst een halve rol en voerden de duikvlucht aldus boogvormig uit. Dat kostte evenwel tijd en zo konden de tragere Messerschmitts veelal toch ontkomen. In maart 1941 kwam een eerste technische oplossing, bestaande uit een metalen ring met gekalibreerde opening die halverwege de vlotterkamer werd gemonteerd, waardoor nooit méér dan de bij vol vermogen benodigde hoeveelheid brandstof, kon passeren. Deze werd door de piloten
Miss Shilling's orifice gedoopt, naar de vrouwelijke ingenieur
Beatrice "Tilly" Shilling die het dingetje in al zijn briljante simpelheid - het onderscheidde zich niet wezenlijk van een gewone
sluitring met een klein gaatje - had bedacht. Een nadere verbetering werd later gevonden in de verplaatsing van de brandstofuitloop van de bodem van de vlotterkamer naar de zijkant ervan, precies halverwege. In 1943 werd ten slotte een vorm van brandstofinjectie ingevoerd, maar al in 1942 werd begonnen met het bouwen van een nieuwe motorvariant, de
Griffon.
Europa (1941 - 1943)
Aan het einde van
1941 introduceerde de
Luftwaffe een nieuw toestel in het luchtruim boven het
Kanaal. Deze opvolger voor de Messerschmitt Bf109, de
Focke Wulf Fw 190 betekende een groot probleem voor het
Fighter Command van de RAF. Dit nieuwe toestel was in alle opzichten superieur aan de toen vliegende versie van de Spitfire, de Mark VB.
[11] Gedurende het grootste deel van het jaar 1942 verkreeg de Luftwaffe de superioriteit in de lucht en een groot deel van de Spitfires ging verloren. Om dit probleem voorlopig op te lossen kreeg een aantal squadrons een aangepaste versie van de Mark V, waarbij vier
voet van de vleugeltop werd verwijderd, waardoor de vliegtuigen sneller een rol konden uitvoeren. De Merlin-motor werd ook aangepast, zodat op lagere hoogte betere prestaties mogelijk waren. Een echte oplossing kwam echter pas met de invoering van de Mark IX, die een nieuwe Merlin 61-motor had.
Vanaf het einde van 1942 begon de rol van de Spitfire te veranderen. Het toestel werd toen steeds minder gebruikt voor de verdediging van
Engeland en steeds meer voor het escorteren van de grote groepen bommenwerpers die het Britse
Bomber Command en later de
Amerikaanse 8th Air Force uitstuurde.
[12] Het feit dat de Spitfire echter maar 395 mijl (635,7 km)
[13] kon vliegen, betekende dat de bommenwerpers hun bescherming verloren zodra ze
Noordwest-Europa verlieten. Toen er steeds meer gebombardeerd werd in
Centraal-Europa, verving men de Spitfires door Amerikaanse toestellen, zoals de
P-47 Thunderbolt, de
P-38 Lightning en de
P-51 Mustang.
Zuid-Europa (1942 - 1945)
Het belangrijkste steunpunt voor de Britten in de
Middellandse Zee was het eiland
Malta. Dit eiland lag strategisch ten opzichte van de vaarroute van de
asmogendheden naar het gevechtsgebied in
Noord-Afrika. De luchtstrijdkrachten die opereerden vanaf het eiland moest zich tot maart 1942 behelpen met
Hawker Hurricanes.
[14] In die maand kwamen Spitfires (Mk V) beschikbaar vanaf het vliegdekschip
HMS Eagle. Uiteindelijk waren er ongeveer 275 Spitfires aanwezig.
Later dat jaar en in 1943 werden er ook Spitfires naar de
slagvelden van Noord-Afrika gestuurd, zij het dan vooral de verbeterde versie Mk VIII. Later werden ook de
USAAF en de
South African Air Force versterkt met Spitfires. Om te verhinderen dat de motor van het vliegtuig het zou begeven door woestijnstof werd onder de neus een
Vokes luchtfilter geplaatst. Dit had echter als nadeel dat het toestel minder goed presteerde dan die van de
Luftwaffe.
Vanaf 9 september 1943 werd ook de
Italiaanse luchtmacht, die aan de zijde van de
geallieerden vocht sinds de val van
Mussolini, uitgerust met enkele Spitfires. Op 31 december 1944 waren er 17 Spitfires Mk V in dienst bij de Italianen en aan het einde van de oorlog waren dat er 40. De laatste missie die werd gevlogen in Europa, op 5 mei 1945 werd uitgevoerd door twee Italiaanse Spitfires.
Azië
In
Azië was de belangrijkste gebruiker van de Spitfire niet de RAF, maar de
Royal Australian Air Force; twee squadrons van de RAAF en een squadron van de RAF waren in februari 1943 met Spitfires Vb uitgerust. Ze werden door de RAAF met name gebruikt om
Japanse luchtaanvallen op
Noord-Australië af te weren. De Spitfire bleek echter een onverwacht nadeel te hebben tegenover de Japanse toestellen, zoals de
Zero. De Spitfire-piloten konden niet zo snel draaien als hun tegenstanders. Om dit te compenseren namen ze tactieken over van de Duitsers, ze gebruikten hun hoge (duik)snelheid en achtervolgden de Japanse toestellen tot die geen brandstof meer hadden.
Europa (1944 - 1945)
Tijdens de
landing in Normandië werd de Spitfire in combinatie met de andere gevechtsvliegtuigen van de geallieerde luchtvloot gebruikt om het luchtoverwicht te veroveren en te behouden. Na de landing kon de Spitfire echter opereren vanaf vliegvelden op het vasteland en zo dichter in de buurt van vijandelijk gebied. Door het geallieerde luchtoverwicht kreeg de Spitfire niet veel kansen meer om de
Luftwaffe effectief te bevechten en moest zich dientengevolge tevreden stellen met een rol als ondersteuning voor grondtroepen. Het nadeel hieraan was dat het Merlin-
glycolkoelsysteem heel kwetsbaar was voor geweervuur. Dit kon, in het slechtste geval, leiden tot het volledig vernietigen van het vliegtuig.
Een andere taak voor de Spitfire, vooral voor de nieuwere, snellere versies, was het afweren van het
V-1 kruisvluchtwapen, dat vanaf juni 1944 als vergeldingswapen op Brits grondgebied werd afgestuurd. De meeste van die vliegtuigen werden echter voor het einde van de oorlog al overgeplaatst naar het vasteland.
Europa (1945 - 1955)
Tijdens de
Koude Oorlog gebruikte de
Zweedse luchtmacht een spionage-eenheid, bestaande uit 50 Mk XIX, gestationeerd in
Nyköping. Deze eenheid was opgericht om de marine- en luchtmachtbases in de
Oostzee en het
Kolaschiereiland te fotograferen en te bespioneren. Om deze taak te vervullen namen ze het niet zo nauw met de internationale regels. Er waren flagrante schendingen van het
Sovjetluchtruim en incidenteel ook van het
Finse. Deze operaties, waarbij overigens geen enkel toestel verloren ging, waren mogelijk doordat geen enkel Sovjettoestel de vlieghoogte had van de Mk XIX. Toen dat wel het geval was, rond het begin van de
jaren vijftig, werden de vluchten gestaakt. Rond 1955 werden ze uitgevoerd met de
Saab S 29C.
Een belangrijke rol was weggelegd voor de Spitfire in de
Griekse Burgeroorlog, gedurende oktober en december van het jaar 1944. De toestellen werden daar gevlogen door piloten van de
Royal Air Force en de Zuid-Afrikaanse luchtmacht. Vanaf 1946 werden deze toestellen overgedragen aan de Griekse luchtmacht die ze bleef gebruiken tot het einde van de oorlog in augustus 1949.
Anno 2021 beschikt de
Nederlandse luchtmacht nog steeds over een squadron
vintage Spitfires Mk.IX afkomstig uit deze periode. Deze zijn gestationeerd op de luchtmachtbasis
Gilze-Rijen, en daar ondergebracht in de hangar van de Koninklijke Luchtmacht Historische Vlucht en er wordt nog geregeld mee gevlogen.
Midden-Oosten (1948 - 1955)
Tijdens de
Arabisch-Israëlische Oorlog van 1948 werden voor het laatst Spitfires bij gevechtshandelingen ingezet. Opmerkelijk was dat beide kanten de beschikking hadden over Spitfires, de
Israëlische werden gevlogen door ex-RAF-piloten. De
Egyptische luchtmacht had zelfs de beschikking over RAF-spitfires.