Een
Panzerkampfwagen IV, afgekort
PzKpfw IV, ook bekend als de
Panzer IV, is een
tank die tijdens de
Tweede Wereldoorlog door
Duitsland werd ingezet.
Er werden ruim 8500 exemplaren gebouwd en alleen al door dit relatief grote aantal was ze belangrijker voor de Duitse oorlogsinspanning dan betere Duitse tanks zoals de
Panther, de
Tiger I en
Tiger II. Aan het Oostfront was ze in sommige opzichten verouderd ten opzichte van de
T-34.
De PzKpfw IV vindt zijn oorsprong in de clandestiene tankontwikkeling tijdens de
Weimarrepubliek, toen er een aantal projecten gaande was die de mogelijkheid van een tank voor infanterieondersteuning moesten onderzoeken. Op 11 januari
1934 werden die geconcretiseerd tot een formele aanbesteding aan
Rheinmetall-Borsig,
Daimler en
Krupp voor een tank van 20 ton, het
VK (VersuchsKraftfahrzeug) 2001. In 1935 kreeg
Krupp de opdracht voor het ontwikkelen van de
VK 618 7,5 cm GeschützPanzerwagen, een type met een bladveerophanging die goedkoper was dan de torsiestaafophanging die
Krupp eerst voorstelde. Dit zou een fatale beslissing blijken te zijn. In april
1936 werd de naam veranderd in
Panzerkampfwagen IV (VK622). Het eerste productie-exemplaar (modelregistratie
SonderKraftfahrzeug 161) verscheen in oktober
1937. Er werden vele verschillende versies (
Ausführungen, in de stukken altijd afgekort tot
Ausf.) geproduceerd.