De
Supermarine Spitfire was een
Brits jachtvliegtuig. Het toestel werd in
1938 in productie genomen door
Supermarine Division, Vickers Armstrong Ltd.. Het toestel werd gedurende de gehele
Tweede Wereldoorlog ingezet door de
geallieerden, voornamelijk door de
RAF. Er werden in totaal 20.340 stuks gebouwd.
[1] Daarnaast bestond ook nog de variant Seafire, waarvan er 2.594 werden gebouwd.
[1]
De Spitfire valt op door zijn stroomlijn en ellipsvormige vleugels. De versie Mk. XIV haalde een maximumsnelheid van 721 km/h op een hoogte van 8000 meter. Het vliegtuig is vooral bekend door de beslissende rol die het speelde tijdens de
Slag om Engeland.
De meeste deskundigen zijn van mening dat de vliegeigenschappen van de Spitfire en zijn Duitse tegenstander, de
Messerschmitt Bf 109 elkaar maar weinig ontliepen. De voordelen van de Spitfire waren de bijzondere vleugels, die een betere manoeuvreerbaarheid gaven. Ook had het toestel een groter motorvermogen en een beter zicht vanuit de cockpit. De bolvormige kap bood de mogelijkheid om zowel naar beneden, naar boven als in het rond te kijken. Een aanvankelijk nadeel van de Spitfires was dat de erin toegepaste
Rolls-Royce Merlin-motor ter verkrijging van een maximaal vermogen met
carburateurs was uitgerust, terwijl de Messerschmitt over een
injectiemotor beschikte. Door de carburateurs kon de Spitfire geen lange tijd ondersteboven vliegen of steile duiken uitvoeren, omdat bij negatieve zwaartekrachten de motor te weinig brandstof kreeg en daardoor kon uitvallen.
Prototypes
In 1931 gaf het Britse
Air Ministry opdracht tot het ontwerpen van een eendekker jachtvliegtuig met acht machinegeweren en een
Rolls-Royce PV-12-motor die een snelheid van 350
mijl (580 km) per uur diende te kunnen ontwikkelen.
[2] Vliegtuigbouwer
Reginald Mitchell, ontwerper van onder andere de
Sea Lion II en winnaar van een
Schneider Trophy, ontwierp een prototype, de
Type 224. Dit was een eendekker met een lage vleugel, en een open cockpit. Het toestel bestond volledig uit metaal. Het
landingsgestel was niet intrekbaar. De bewapening bestond uit vier machinegeweren, twee vooraan in de cockpit en twee in de vleugels, die de vorm hadden van meeuwenvleugels. Tijdens testvluchten bleek het koelsysteem sterk onvoldoende. Het ontwerp werd daarom door het
Air Ministry afgekeurd.
Mitchell gaf echter niet op en bleef met steun van de eigenaar van Supermarine,
Vickers-Armstrong Ltd, het prototype verbeteren. Een nieuw model was voorzien van een aantal grote verbeteringen, waaronder een intrekbaar landingsgestel, zuurstofapparatuur, een gesloten cockpit en een andere motor. Naast deze ingrijpende veranderingen werden de vleugels ook nog dunner en werd de spanwijdte verkleind. Het vliegtuig was ook niet meer volledig uit metaal gebouwd, maar werd grotendeels bespannen met textiel.
Type 300
In 1935 gaf het
Air Ministry opnieuw een order uit voor de bouw van een eendekker. De nieuwe Supermarine werd echter afgewezen, aangezien de specificaties eisten dat er acht machinegeweren werden geïnstalleerd en de Supermarine plaats had voor vier machinegeweren.
[3]
Er kwam echter een oplossing voor dit probleem. Mitchell paste de vleugels aan, naar het voorbeeld van enkele
Heinkels. De vleugels kregen een
elliptische vorm, waardoor er meer plaats was voor de machinegeweren maar ook de voordelen van het eerdere vleugelontwerp gehandhaafd bleven. Deze aanpassing was voldoende voor het Air Ministry, dat prompt een nieuwe specificatie, F.10/35,
[4] uitgaf, in volledige overeenstemming met het ontwerp van de nieuwe Supermarine, het
Type 300.
In maart 1936 was het prototype (K5054) klaar voor de eerste vlucht, die plaatsvond op 5 maart.
[5] Het
Air Ministry was onder de indruk van de proefvluchten en bestelde op 3 juni 1936, nog voor het officiële einde van de tests, 310 vliegtuigen van het nieuwe model dat de naam
Spitfire kreeg. De naam was een verwijzing naar een meisje of vrouw met een sterk temperament.