De
Amerikaanse 1e Infanteriedivisie, bijgenaamd de
Big Red One, is een infanteriedivisie van het
Amerikaanse leger. Deze in 1917 opgerichte eenheid is de oudste nog bestaande in het Amerikaanse leger.
De naam
Big Red One is afkomstig van de herkenbare schouderpatch, waarop een groot rood cijfer '1' prijkt. Het motto van de divisie is
Duty First, maar ook de slogan
No Mission Too Difficult, No Sacrifice Too Great wordt vaak gebruikt door leden van het legeronderdeel.
Tijdens de
Tweede Wereldoorlog vocht de divisie haar eerste gevechten in
Oran,
Algerije als een onderdeel van
Operatie Toorts. Hierna werd er door onderdelen van de divisie meegevochten in
Maktar,
Medjez el Bab,
Kasserine Pass,
Gafsa,
El Guettar,
Béja en
Mateur. Tussen 21 januari en 9 mei
1943 was de Big Red One medeverantwoordelijk voor de bevrijding van
Tunesië. In juli 1943 werd voor het eerst Europees grondgebied bereikt tijdens
Operatie Husky in
Sicilië.
Na afloop van die campagne keerde de divisie terug naar Engeland om zich voor te bereiden op de
landing in Normandië, op 6 juni 1944. Eenheden van The Big Red One bestormden daarbij het zwaarst verdedigde deel,
Omaha Beach, waarbij sommige eenheden in het eerste uur maar liefst 30 procent van de manschappen verloren. Vanaf het strand oprukkend wisten het niettemin de dorpjes
Formigny en
Caumont-l'Éventé veilig te stellen. Op 27 juli 1944 nam the Big Red One in het kader van
Operatie Cobra deel aan een aanval op
Marigny, waarmee de uitbraak van de geallieerde troepen in Normandië bereikt werd. Na vele gevechten in Frankrijk bereikte ze in september de Duitse grens bij
Aken. De divisie viel Aken aan en wist het te veroveren op
21 oktober.
Vandaaruit werd oostwaarts opgerukt, waar het betrokken raakte in de reeds aan de gang zijnde
Slag om het Hürtgenwald die pas op 8 februari 1945 met zware verliezen voor de geallieerden gewonnen zou worden. De Big Red One trok echter door naar de
Roer, waarna het op
7 december een rustgebied bereikte. Dit was de eerste periode van rust voor de eenheid na een half jaar te hebben gevochten. Negen dagen later brak echter het Duitse
Ardennenoffensief los, waarna de divisie terug moest naar de
Ardennen om daar van 17 december 1944 tot 28 januari 1945 onafgebroken te vechten. Hier was Big Red One mede verantwoordelijk voor het terugslaan van dit laatste Duitse offensief. Hierna lukte het de divisie de
Siegfriedlinie te doorbreken en de Rijn te bereiken. Op
16 maart 1945 werd de brug over de Rijn bij
Remagen veroverd en stootte de divisie door naar
Tsjecho-Slowakije. Toen de oorlog werd beëindigd bevonden onderdelen van de Big Red One zich in Kinsperk, Sangerberg en Mnichov.
In totaal heeft de divisie tijdens WO II 3.616 gesneuvelden verloren en raakten er 15.298 gewond, waarvan er 664 overleden. Er werden 16
Medals of Honor uitgereikt.