De
Slag om de Ardennen, ook wel
Ardennenoffensief, was het laatste grote offensief van de Duitse
Wehrmacht aan het westfront in de
Tweede Wereldoorlog. De slag vond plaats in de
Ardennen, van
16 december 1944[1] tot
25 januari 1945, en werd gewonnen door de
geallieerden. In de Engelstalige wereld staat deze strijd bekend onder de naam
Battle of the Bulge, omdat de frontlijn de vorm had van een uitstulping of zak.
[a]
In de zomer van 1944 had Duitsland zware nederlagen geleden waarin een belangrijk deel van het Duitse leger vernietigd was. Daarna waren de fronten echter tijdelijk gestabiliseerd zodat weer een pantserreserve kon worden opgebouwd.
Adolf Hitler wilde nu die tanks met zijn laatste reserves aan manschappen inzetten voor een groot tegenoffensief waarmee hij de strijd alsnog in zijn voordeel hoopte te beslechten. Zo'n beslissing kon alleen in het westen vallen want aan het
oostfront zou de diepte van de
Sovjet-Unie iedere aanval moeiteloos opvangen. In het westen leek het echter mogelijk
Antwerpen te heroveren, de enige grote haven waarmee de geallieerden voorraden konden aanvoeren. Twee pantserlegers, met veel eenheden van de
Waffen-SS, moesten binnen zes dagen bij verrassing door de zwak met Amerikaanse troepen bezette Ardennen heenbreken, de
Maas overschrijden en Antwerpen bereiken. Daarmee zou meteen het Britse leger omsingeld worden zodat het kon worden vernietigd, een wellicht fatale slag voor de oorlogsinspanning van de westelijke geallieerden.
Op 16 december ging het offensief van start. Slecht weer bood de Duitse troepen dekking tegen de oppermachtige geallieerde luchtmacht. Het maakte echter ook de wegen van de Ardennen vrijwel onbegaanbaar. Het noordelijke
6e Pantserleger wist wel door te breken en een dertigtal kilometers op te rukken maar slaagde er niet in het doorbraakpunt naar het noorden te verbreden doordat de Amerikaanse troepen op de heuvelrug van
Elsenborn standhielden. Uiteindelijk liep men hierdoor vast en kon men
Luik - waar de Maas moest worden overgestoken - niet bereiken. Zuidelijker had het
5e Pantserleger meer succes. De doorbraak sloeg een breed gat in het Amerikaanse front en de Duitsers bleven een week naar het westen oprukken, bijna ten oosten van
Dinant de Maas bereikend. Op dat moment was de Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie echter al naar het wegenknooppunt
Bastenaken gereden en had dit sterk ter verdediging ingericht. De omsingelde Amerikanen hielden het stadje tegen alle aanvallen en verstoorden zo de Duitse aanvoer. Bij gebrek aan brandstof en munitie moesten de Duitse tanks op 25 december bij
Celles hun opmars staken.
De Amerikaanse bevelvoering in het noorden van de Ardennen was in het ongerede geraakt. De Britse veldmaarschalk
Bernard Montgomery nam daar het bevel over, bouwde een hecht front op, en posteerde Britse troepen dwars op de Duitse opmarsroute bij Dinant. Tegelijkertijd kwam de Amerikaanse generaal
George Patton uit het zuiden te hulp met het 3e Leger en ontzette Bastenaken. Het weer werd zonniger en
jachtbommenwerpers teisterden de Duitse troepen. Uit alle fronten toestromende Amerikaanse pantserdivisies schiepen een grote geallieerde overmacht aan tanks. Hitler wilde echter niet toegeven dat het offensief mislukt was en beval alsnog Bastenaken te nemen. Na zware strijd mislukte dat. Montgomery viel de Duitse aanvalswig uit het noorden aan, en Patton uit het zuiden. Hitler stond nu toe de Ardennen te ontruimen en rond 25 januari waren de Duitsers weer terug op hun beginposities.
Het offensief leidde tot spanningen tussen de Britten en de Amerikanen. De geplande geallieerde aanvallen op het
Rijnland werden zes weken uitgesteld. Zowel Duitsers als Amerikanen leden forse verliezen aan tanks en manschappen. De Amerikanen hadden echter vrijwel onuitputtelijke materieelreserves. De Duitsers daarentegen hadden nu geen pantserreserve meer om het grote offensief van het
Rode Leger op te vangen, dat op 12 januari 1945 aan de
Weichsel losbarstte. Eind januari stonden de Sovjetlegers voor Berlijn.